Aan de slag met eenduidige data voor energietransitie

Om Nederland te laten overstappen op duurzame energie is veel informatie nodig. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), het Kadaster en het CBS hebben de handen ineengeslagen om ervoor te zorgen dat al die data beschikbaar komen.

Nederland is bezig met een energietransitie: we gaan van een maatschappij die voornamelijk draait op fossiele brandstoffen naar een maatschappij die gebruik maakt van duurzame energie. Dat is een gigantische operatie die veel geld kost. Om zo’n grote operatie in goede banen te leiden, zijn veel gegevens nodig. Otto Swertz van het CBS: ‘Neem alleen al alle woningen die op een andere manier verwarmd moeten gaan worden. Hoe pak je dat aan? Want waar haal je de warmte vandaan? Hoe zorg je dat de straten niet continu openliggen? Gemeenten hebben veel informatie nodig, tot op gedetailleerd regionaal niveau, om daar samen met andere partijen plannen voor te maken.’

Krachten bundelen

De overheid is zich bewust van het feit dat bij een operatie als de energietransitie in Nederland centrale regie noodzakelijk is. Een onderdeel daarvan is dat iedereen gebruik maakt van dezelfde data. Swertz: ‘Het gaat dan om gegevens als: waar liggen de gas- en elektriciteitsnetten, wat is hun capaciteit, welke bronnen van restwarmte worden nog niet gebruikt, hoe worden de huizen in de wijken nu verwarmd en hoeveel energie gebruiken die huishoudens? Gegevens over ruimte, milieu en natuur dus. Geen van de vijf overheidsorganisaties met een publieke taak op dit gebied kan dit alleen, daarvoor is de informatiebehoefte te complex. Daarom hebben de ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ons gevraagd om de krachten te bundelen.’

Leemtes in kaart brengen

Vorig jaar is gestart met het in kaart brengen van de leemtes in de informatievoorziening over energie. Dit leverde het VIVET-rapport op (VIVET staat voor Verbetering Informatievoorziening Energietransitie, red.). Gert Nijsink van Rijkswaterstaat: ‘In het VIVET-rapport staat welke data ontbreken, waar zaken gestandaardiseerd kunnen worden en hoe we de data het beste bij de gebruiker krijgen.’ De rol van Rijkswaterstaat in de samenwerking is vooral gericht op het contact met de gebruikers. Nijsink: ‘Wij spreken deze gebruikers, waaronder de Nederlandse gemeenten, al vaak voor onze Klimaatmonitor. Daarin brengen we al tien jaar veel gegevens bijeen die gemeenten nodig hebben voor hun beleid. Dat doen we in samenspraak. Zo nodig vragen we het CBS de benodigde gegevens te ontwikkelen en te leveren. De samenwerking die we nu starten is groter, want om hele wijken van het gas af te halen, is bredere en meer gedetailleerde informatie nodig dan waarover we nu beschikken. Ik verwacht dat de behoefte aan informatie nog exponentieel groeit als we verder in het proces van transitie zijn.’

‘Ik verwacht dat de behoefte aan informatie nog exponentieel groeit als we verder in het proces van transitie zijn’

Klimaat en energie

Jan Matthijsen is vanuit het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bij de samenwerking betrokken: ‘Het PBL ondersteunt overheden bij de besluitvorming op het gebied van klimaat en energie. Door de energietransitie neemt die besluitvorming een enorme vlucht. Daarmee neemt de complexiteit van onze ramingen, bijvoorbeeld over de vermindering van CO2-uitstoot of de kosten van maatregelen, toe. We moeten dus alle zeilen bijzetten. Om onze adviesrol goed uit te kunnen voeren, moeten we een goed overzicht hebben van de huidige situatie en ook kunnen schakelen naar wat er voor de toekomst nodig is.’

Startanalyse

Het PBL monitort de regionale energiestrategie en ondersteunt de gemeentelijke plannen voor een warmtevoorziening zonder aardgas met modelberekeningen. Matthijsen: ‘Een eerste zogeheten startanalyse voor de gemeentelijke warmteplannen verschijnt binnenkort. Daarin maken we voor alle buurten in Nederland meer dan 13 000 verschillende berekeningen. Dit dient als inspiratie voor gemeenten bij het duurzaam maken van al hun huizen en gebouwen.’ Bovendien zijn data nodig voor de rekenmodellen van het PBL, bijvoorbeeld van de infrastructuur. ‘Heel belangrijk, bijvoorbeeld als je plannen maakt voor windmolenparken.’ Tot slot gebruikt het PBL een breed scala aan gegevens om advies te geven over de hoogte van subsidies voor nieuwe technologieën en voor de klimaat- en energieverkenning die jaarlijks samen met onder andere het CBS en RVO gemaakt wordt.

Prioriteiten stellen

Op basis van het VIVET-rapport zijn prioriteiten gesteld en is bepaald wat als eerste wordt opgepakt. In het komende jaar worden nu eerst de warmte- en gasnetten goed in kaart gebracht. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een overzicht van restwarmtestromen die nog niet gebruikt worden, een overzicht van de types verwarmingsvoorziening van woningen (gas, warmtenet, alleen elektrisch) en het gas- en elektragebruik van het onderwijs en de retail. Ook wordt verkend of het nodig is een register aan te leggen van de energieproductieapparaten die in Nederland gebruikt worden (zoals zonnepanelen, houtkachels, warmtepompen). Rijkswaterstaat onderzoekt de verschillende gebruikersinterfaces: websites waarop data over klimaat en energie aan de gebruikers ter beschikking worden gesteld. Nijsink: ‘We willen het aanbod daarin beter op de behoefte van gebruikers afstemmen en het informatielandschap minder versnipperd maken. Dat scheelt ook dubbel werk.’

Voor heel Nederland

Het project is pas net gestart. Swertz: ‘De grootste uitdaging op dit moment is om de gebruikers van de data goed bij onze acties te betrekken. We willen zorgen voor gegevens waar zij echt iets mee kunnen om Nederland duurzamer te maken. Maar er zijn in Nederland alleen al 355 gemeenten. Dat vraagt om goede afstemming. De samenwerking met de andere organisaties vind ik mooi. Je leert elkaar kennen. Iedere organisatie heeft zijn eigen cultuur en speciale expertise. Dat helpt je verder.’ Ook Matthijsen hecht veel waarde aan de samenwerking: ‘Die is cruciaal. We zijn net begonnen en hebben allemaal onze eigen belangen. Een goed resultaat vraagt om openheid en daar werken we aan. Het is belangrijk dat we ons allemaal realiseren dat we dit niet voor onszelf doen, maar voor iedereen die een rol speelt bij de energietransitie: voor onze organisaties, de ministeries, de gemeenten en uiteindelijk voor heel Nederland.’