De 5 belangrijkste vaarregels voor de recreatievaart

Met beroepsvaart, de passagiersschepen en allerlei soorten recreatievaartuigen wordt het steeds drukker op het water. De organisatie die zich inzet voor veiligheid op en rond het water, Varen doe je samen!, heeft de 5 belangrijkste vaarregels voor de pleziervaart op een rij gezet.  

  1. Beroepsvaart gaat voor (groot gaat meestal voor klein). Dit zijn meestal schepen langer dan 20 meter
    Deze schepen zijn beperkt in hun manoeuvres en kunnen hun schip vaak niet snel stilleggen. Blijf uit hun buurt en ga er vooral niet voor varen. Een dergelijk schip heeft voor de boeg vaak een dode hoek, waar de schipper je niet (goed) meer kan zien. Als je zelf de stuurhut niet kunt zien, ziet de schipper je ook niet!
  2. Stuurboordwal gaat voor
    Op een gemarkeerde vaarweg of vaargeul met tonnen en een natuurlijk vaarweg (rivier of kanaal) gaat degene die strak stuurboordwal (rechterkant van het vaarwater) aanhoudt voor.
  3. Zeil gaat voor spier, spier gaat voor motor
    (Kleine) zeilschepen gaan voor op roeiboten en kano’s (door spierkracht aangedreven vaartuigen hebben geen voorrang), en de roeiboten en kano’s hebben weer voorrang op kleine motorboten. Zeil gaat voor spier, spier gaat voor motor.
  4. Motorschepen onderling
    Stuurboord gaat voor op open water zonder betonning. Bij tegengestelde koers wijkt men beiden uit naar stuurboord.
  5. Zeilschepen onderling
    -Stuurboord wijkt voor bakboord:
    Degene die zijn zeil aan bakboord heeft staan heeft voorrang op degene die zijn zeil aan stuurboord heeft staan.
    -Loef wijkt voor lij:
    Deze regel gaat op als zeilschepen elkaar kruisen en beiden het zeil over dezelfde boeg hebben staan. Het schip dat aan de loefkant moet voorrang geven (waar de wind vandaan komt).

Alle vaarregels zijn in Nederland vastgelegd in het BPR (Binnenvaart Politie Reglement) en het RPR (Rijnvaart Politie Reglement).

Lees alles over gedragsregels en veiligheid op www.varendoejesamen.nl