Geen boete voor Nederlandse scheepswerf en Roemeens bedrijf

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had aan een Nederlandse scheepswerf en een Roemeens bedrijf geen boetes mogen opleggen vanwege overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen. De bedrijven hoeven daarom de twee boetes van ieder € 512.000 niet te betalen. Dat maakte de Raad van State op 5 juli bekend. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is niet aangetoond dat voor de vreemdelingen werkvergunningen nodig waren. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

De minister legde elk van de bedrijven een boete op nadat de Inspectie SZW had geconstateerd dat het Roemeense bedrijf 64 Roemeense vreemdelingen heeft ingezet bij de bouw van twee schepen op de Nederlandse scheepswerf, zonder dat voor hen werkvergunningen waren verleend.

Grensoverschrijdende dienstverlening
De bedrijven bestrijden niet dat de werkzaamheden door de vreemdelingen zijn verricht, maar vinden dat voor de werkzaamheden geen vergunningen nodig waren omdat het om ‘grensoverschrijdende dienstverlening’ zou gaan. Naast het inzetten van arbeidskrachten, zouden er volgens de bedrijven namelijk ook andere activiteiten door het Roemeense bedrijf voor de Nederlandse scheepswerf zijn verricht.

Wanneer sprake van grensoverschrijdende dienstverlening?
Als sprake is van grensoverschrijdende dienstverlening, is voor de vreemdelingen geen werkvergunning nodig. Om dat vast te kunnen stellen, is van belang of het Roemeense bedrijf louter arbeidskrachten bij de Nederlandse scheepswerf heeft ingezet, of dat er ook nog andere activiteiten door het Roemeense bedrijf werden verricht. Alleen in het laatste geval kan namelijk sprake zijn van grensoverschrijdende dienstverlening.