OM eist geldboete tegen advocaat in havenschandaal

Het OM heeft opnieuw veroordeling gevraagd van advocaat C. wegens zijn rol in de Rotterdamse havenzaak. Er wordt een geldboete van €25.000 euro geëist en een voorwaardelijke celstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Volgens het OM heeft de advocaat, voormalig raadsman van Joep van den Nieuwenhuijzen, in 2004 belangrijke stukken, legal opinions en certificates, opgemaakt waarin opzettelijk onjuistheden waren opgenomen. Daarmee is er sprake van valsheid in geschrift volgens het OM. In deze stukken stelde hij onder meer dat voormalig directeur Willem Scholten van het Havenbedrijf bevoegd was om garanties voor bankleningen af te geven. 

Een Duitse bank verleende vervolgens miljoenen euro’s aan krediet aan het RDM-concern van Van den Nieuwenhuijzen. Volgens de statuten van het Havenbedrijf had de directeur echter toestemming nodig gehad van zijn raad van commissarissen voor het geven van garanties en deze toestemming was er niet. Zonder deze valse documenten zouden de leningen nooit zijn verkregen.

De advocaat is eerder vrijgesproken van valsheid in geschrift. Het hof stelde toen vast dat de legal opinions weliswaar onjuiste informatie bevatten maar dat daarin ook een opmerking stond die er op wijst dat de advocaat aandacht vroeg voor een mogelijk dispuut over de eis van toestemming van de commissarissen. Ten aanzien van de certificates vond het hof dat de advocaat deze niet opzettelijk vals zou hebben opgemaakt omdat deze documenten door de directeur van het Havenbedrijf waren ondertekend. Het OM was het met deze redeneringen niet eens en stelde cassatie in. Die cassatie bleek succesvol.

De Hoge Raad vindt dat het hof te gemakkelijk aangenomen heeft dat de verkeerde informatie die advocaat C. aan de RDM en financiers gaf geen opzettelijke valsheid in geschrift oplevert. De Hoge Raad wees de zaak terug naar het hof Den Haag. 

Advocaat toont geen berouw
Het OM blijft bij zijn eerdere standpunt dat de feiten bewezen kunnen worden en dat een straf op zijn plaats is. “Bij de eis weegt zwaar mee dat verdachte vanuit zijn hoedanigheid als advocaat het vertrouwen heeft geschaad in het economische verkeer. Ook heeft hij het aanzien van de beroepsgroep van advocaten geschaad. Zowel het Havenbedrijf Rotterdam, alsmede de betrokken bank hebben aanzienlijke financiële schade opgelopen, zeker waar het gaat om het feit dat de verstrekte kredieten niet meer ingelost lijken te kunnen worden. Verdachte heeft geen enkele vorm van berouw laten zien ten aanzien van de schade die hij heeft aangericht of inzicht in zijn handelen. Hij blijft hardnekkig ontkennen en bovendien volhouden dat, los van een enkele fout die hij stelt gemaakt te hebben door over een bepaalde bepaling van de statuten ‘heen te lezen’, zijn perceptie van de opstelling van de documenten een juiste is. Ook is verdachte’s handelen onderdeel geweest van een complex van handelen die de samenleving in aanzienlijke mate heeft geschokt“, aldus de advocaat-generaal.

Vrijdag 1 juli gaat de behandeling van de zaak verder met pleidooi, re- en dupliek en laatste woord.