Texelse japon was van lid hofhouding van Engelse Koningin

De bij Texel opgedoken koninklijke garderobe behoorde toe aan de hofhouding van de Engelse koningin Henrietta Maria zo meldt de Universiteit van Amsterdam. Zij was in maart 1642 op weg naar Nederland voor een geheime missie, toen een van haar bagageschepen verongelukte. Dit ontdekten cultuurhistorici Helmer Helmers van de Universiteit van Amsterdam en Nadine Akkerman van de Universiteit Leiden.

De inmiddels beroemde zijden japon verkeert nog in uiterst goede staat en is daardoor het pronkstuk is van de opgedoken schat. Hij was waarschijnlijk van Jean Kerr, gravin van Roxburghe (circa 1585-1643). Deze katholieke Schotse was de belangrijkste vertrouwelinge van koningin Henrietta Maria (1609-1669). Er was ook nog een jongere hofdame wier kleding het schip vervoerde, maar gezien het destijds al ouderwetse model en de ruime maat van de japon lijkt het aannemelijker dat de wat oudere Kerr hem droeg.

Elizabeth Stuart
Cultuurhistorici Helmer Helmers en Nadine Akkerman zijn experts in het Britse koninklijk huis Stuart. Ze baseren hun conclusies op een brief van Elizabeth Stuart (1596-1662). Zij was een Schotse prinses die na haar ballingschap onderdak had gevonden in Den Haag. In een brief van 17 maart 1642, gericht aan de met haar bevriende Engelse diplomaat Sir Thomas Roe, beschrijft Elizabeth hoe haar schoonzus een schip verloor bij Texel. De koningin leed ook persoonlijk verlies: de miskelken van haar privékapel verdwenen met de overige bagage naar de zeebodem.

Dekmantel voor geheime missie
Henrietta Maria kwam officieel naar Nederland om haar twaalfjarige dochter over te dragen aan prins van Oranje Willem II, de toekomstige Stadhouder, met wie ze een jaar eerder was getrouwd. Dit was echter een dekmantel; haar werkelijke missie was het verpanden van de kroonjuwelen, om met de opbrengst Nederlandse wapens te kopen. Die waren voor koning Karel I essentieel om door te vechten in de Engelse burgeroorlog.  De vondst bij Texel is volgens Akkerman en Helmers dan ook een belangrijke tastbare herinnering aan de diepe Nederlandse betrokkenheid bij dat conflict.

Winterkoningin
Akkerman, universitair docent vroegmoderne Engelse literatuur in Leiden, en Helmers, universitair docent Historische Nederlandse letterkunde in Amsterdam, hadden het mysterie van de onbekende jurkeigenaresse snel opgelost. Akkerman: ‘Toen Helmer me attendeerde op de vondst, hadden we binnen vijf minuten het eerste bewijs opgedoken uit het archief. En we vinden steeds meer aanwijzingen.’ Akkerman redigeert sinds enkele jaren de gehele correspondentie van Elizabeth, die ook wel de Winterkoningin werd genoemd, doordat zij slechts één jaar op de Boheemse troon zetelde. Helmers schreef een boek over de Engels-Nederlandse relaties in deze periode.

Onnodig speculeren
Het mysterie en gespeculeer in de pers rondom de herkomst van de garderobe zijn dus helemaal niet nodig geweest. Door de vondst van het familiewapen liep het spoor immers al snel richting de Stuarts. Helmers: ‘Het is jammer dat wij niet eerder zijn geraadpleegd, dan was het raadsel meteen opgelost. De betrokken deskundigen hebben zich nu vooral gefocust op de materiële kant. Die is belangrijk natuurlijk, maar minstens even interessant is het historische verhaal dat achter deze vondst schuilgaat.’