Overgangsbepalingen afval van scheepslading lopen af

BinnenvaartECT

De Conferentie der Verdragsluitende Partijen (CVP) van het Scheepsafvalstoffenverdrag meldt dat op 1 november de overgangsbepalingen voor afval van de lading (deel B van het Scheepsafvalstoffenverdrag) zijn afgelopen. Dit betekent dat het tijdelijke lichtere schoonmaakregime voor droge en vloeibare ladingresten niet meer geldt.

Wat verandert er?
Met ingang van 1 november 2014 zijn alle verplichtingen voor de reiniging van een schip na het lossen van de lading, zoals deze worden beschreven in Aanhangsel III van het Scheepsafvalstoffenverdrag, onverkort van toepassing. Er komt een einde aan de zogenoemde overgangsbepalingen in artikel 6.02.

Droge lading
De overgangsbepalingen stelden dat, gedurende de eerste 5 jaar na inwerkingtreding van het verdrag, op een aantal droge stoffen een lichter schoonmaakregime mocht worden toegepast. Vanaf 1 november moeten schippers zich strikt houden aan de eisen zoals die in de stoffenlijst staan vermeld. Er komt dus niet een nieuwe stoffenlijst, de lijst die er nu is blijft in gebruik.

Vloeibare lading
Er was ook een overgangsbepaling voor de eisen waaraan een nalenssysteem voor vloeibare lading moet voldoen. Tot 1 november mocht men gebruiken wat voor handen was. Vanaf 1/11 moeten schippers voldoen aan het model dat het Verdrag voorschrijft in aanhangsel II.

Verantwoordelijkheden onveranderd
De verantwoordelijkheden van de betrokken partijen wijzigen dus niet. De ontvanger blijft verantwoordelijk voor het schoon opleveren van de laadruimte en de schipper dient hiernaar te handelen.

Wat betekent dit in de praktijk?
Dit betekent dat:
vanaf 1 november ontvangstinstallaties hun infrastructuur op orde moeten hebben. Zij moeten de mogelijkheid bieden om waswater af te voeren naar het riool als zij goederen lossen waar dit voor geëist wordt. En zij moeten beschikken over vacuümcleaners als zij goederen lossen waarvoor een vacuümschoon ruim wordt geëist.

het nalenssysteem op schepen moet voldoen aan de eisen van het Verdrag (model 1 van Aanhangsel II).
Als schippers problemen ondervinden met losbedrijven, bijvoorbeeld omdat die niet beschikken over de juiste reinigingsapparatuur, dan moeten ze dit melden bij het Meld- en Informatiepunt, 010 252 1000. De schipper ontvangt dan een MARS-nummer dat zij bij eventuele controle kunnen overleggen. Het M&I zet de melding door naar de betreffende milieudienst voor opvolging bij het bedrijf.

Handhaving
Rijkswaterstaat zal in eerste instantie vooral waarschuwend en informerend optreden. Ook besteedt Rijkswaterstaat aandacht aan voorlichting bij de andere betrokken handhavende partijen, zoals milieudiensten.

Meer… Rijkswaterstaat