Prejudiciële vragen: uitleg van Europese regels over AOW zeevarenden

In zijn verzoek van 6 oktober 2014 vraagt de Centrale Raad van Beroep aan het Hof van Justitie van de EU om uitleg van de Europese regels voor het recht op AOW van twee Oostenrijkse zeevarenden, die in de jaren zestig van de vorige eeuw hebben gewerkt voor de Holland-Amerika Lijn. Zij krijgen geen AOW, omdat Oostenrijk toen nog geen lid was van de EU.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

De zaak betreft twee voormalige Oostenrijkse zeevarenden die in geen enkel land een woonplaats aan de wal hadden. Zij werkten voor een Nederlandse rederij. Volgens de Nederlandse regelgeving bouwde een buitenlandse zeevarende die op een schip werkte en woonde dat zijn thuishaven had in Nederland geen AOW op. Een zeevarende die de nationaliteit had van een lid van de EU bouwde wel AOW op. Eén betrokkene had de Oostenrijkse nationaliteit verloren, maar is vlak na zijn AOW-aanvraag in Oostenrijk gaan wonen. Betrokkenen krijgen geen AOW omdat zij destijds niet de nationaliteit hadden van een land dat toen lid was van de EU.

De Centrale Raad van Beroep wil van het Hof weten of de Europese regels het toestaan dat Nederland deze zeevarenden AOW weigert, omdat Oostenrijk later wèl lid is geworden van de EU. Ook vraagt de Centrale Raad van Beroep aan het Hof of het nog uitmaakt dat iemand nu niet meer de Oostenrijkse nationaliteit heeft, maar wel met een verblijfsvergunning in Oostenrijk woont.

Meer… De Rechtspraak