Grensoverschrijdend plannen op zee

Europese regels bepalen dat Nederland in 2020 veertien procent van de energie haalt uit hernieuwbare bronnen. Dat kan grote ruimtelijke gevolgen hebben. Windenergie op zee bijvoorbeeld kan leiden tot tientallen parken met duizenden windturbines. Waar kunnen die komen?

Zo verscheen onlangs de ‘Energy Road- map 2050′ van de Europese Commissie, waarin verkend wordt hoe er naar 2050 stapsgewijs een verregaande reductie van de broeikasgasemissie bereikt kan worden. In verkennende studies naar de mogelijkheden om die doelen te bereiken’ speelt windenergie op zee een prominente rol. De techniek zal de komende decennia voldoende in prijs dalen om zonder subsidie te kunnen concurreren op de energiemarkt.’ De consequentie is dat er vele duizenden wind turbines geinstalleerd moeten worden in vele tientallen parken ver spreid over de Noordzee. Hoe groot zou windenergie op zee kunnen worden? En wie leidt de ruimtelijke gevolgen in goede banen?

Windverwachting

De contouren van windenergie op zee zijn voor de komende decennia al duidelijk. Er zijn natuurlijk onzekerheden zoals politieke keuzes, technische ontwikkeling van andere hernieuwbare technieken en de kosten van wind op zee. Toch zijn er grofweg vier fasen te onderscheiden in het ontwikkelingspad. Twintig jaar geleden start het experi ment en verschijnen de eerste windparken op zee, met het Deense Vindeby (1991) op de Baltische Zee als primeur. in de jaren daarna worden op diezelfde zee meer parken gerealiseerd. Vanaf 2000 worden Ook op de Noordzee eerste parken gebouwd, zoals Blyth (2000), Horn’s Rev (2002) en Egmond aan Zee (2008). Deze eerste fase bewijst enerzijds dat windenergie op zee technisch haalbaar is en leert anderzijds waar de technische zwakke plekken zitten.

Zo blijkt de tandwielkast van de turbines gevoelig voor het zoute klimaat, wat technische mankementen oplevert. in de tweede, huidige fase leidt de Europese verplichting tot nieuwe plannen bij alle lidstaten rond de Noordzee. De techniek vormt een substantieel onderdeel in de energiemix om aan de doelstelling te voldoen. Eerdere manke menten worden langzamerhand over wonnen en innovaties maken de tech niek goedkoper. in de volgende fase, de decennia na 2020, verwacht men dat wind op zee economisch aantrekkelijker wordt. De schaalvergroting maakt turbines goedkoper en hulpmiddelen rendabel. Bijvoorbeeld de aanschaf van schepen die een dozijn turbines tegelijk kunnen uitvaren en installeren loont nu.In de laatste fase consolideert de groei. Alleen voor deze fase lopen de ver wachtingen sterk uiteen.

De verschillen laten zien verklaren door de meer of minder rooskleurige inschattingen van kostendalingen, ontwikkeling van de productiecapaciteit, de Europese elektriciteitsbehoefte, de voortgang van andere hernieuwbare technolo- gieën en de prijs van gas en C02. Laten we eens met de European Wind Energy Association (ewea) aannemen dat het begin van de laatste fase tussen 2030 en 2050 ligt en dat het vermögen bij consolidatie ligt tussen de 150 en 350 gigawatt.3 Vertaald naar oppervlakte nemen windparken dan tussen enkele procenten en nog geen tien procent van de ruimte op de Noordzee in.

Het hele rapport is hier beschikbaar.

Bron: Planbureau voor de Leefomgeving, 20 mei 2011