Loodsplicht als gevolg van de bouw Nieuwe zeesluis IJmuiden

Vanaf 6 juli geldt er een loodsplicht in het Noordzeesluizencomplex in IJmuiden vanwege de bouw van de Nieuwe zeesluis. Gelet op het Loodsplichtbesluit 1995 artikel 2, lid 2 wordt loodsplicht opgelegd aan schepen die van de loodsplicht zijn vrijgesteld, zoals Verklaring houders, Ontheffing houders en schepen uit het Register Kleine Zeeschepen wanneer deze door de Middensluis geschut worden. Deze loodsplicht heeft tot doel een aanvaring met aannemersmateriaal te minimaliseren en dus ongelukken te voorkomen.

Tijdens de realisatie van de Nieuwe zeesluis in het Noordzeesluizencomplex te IJmuiden worden in het Middenbinnentoeleidingskanaal vanaf 6 juli 2016 tot nader order de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

  • Bouw van het westelijk- en oostelijk sluishoofd met deurkassen van de Nieuwe zeesluis.
  • Aanbrengen van een tussendam tussen het oostelijk sluishoofd van de Middensluis en het  westelijk sluishoofd van de Nieuwe zeesluis.

Vanaf 6 juli 2016 tot nader order gelden in het Middenbinnentoeleidingskanaal de volgende maatregelen:

  1. De volgende maximale scheepsafmetingen worden tot een maximale windkracht 6 Beaufort uit alle richtingen in de Middensluis toegelaten.
  2. De vaarsnelheid ter plaatse bedraagt maximaal 4 knopen (7½ km/uur).
  3. Er vinden geen ontmoetingen plaats tussen zee- en/of binnenvaart.
  4. Gelet op het Loodsplichtbesluit 1995 artikel 2, lid 2 wordt loodsplicht opgelegd aan schepen die van de loodsplicht zijn vrijgesteld, zoals Verklaring houders, Ontheffing houders en schepen uit het Register Kleine Zeeschepen wanneer deze door de Middensluis geschut worden. Deze loodsplicht heeft tot doel een aanvaring met aannemersmateriaal te minimaliseren en dus ongelukken te voorkomen.

    Deze loodsplicht geldt voor een, van de loodsplicht vrijgesteld schip op zowel een inkomende en uitgaande reis door de Middensluis, van ligplaats tot pieren.

    Het CNB registreert deze ad-hoc loodsplicht in het Verkeer begeleidende informatie systeem.

  5. De directeur van het Centraal Nautisch Beheer als bevoegde autoriteit, kan met betrekking tot de veiligheid tijdens deze werkzaamheden aanvullende maatregelen instellen.