20 jaar Maasafvoerverdrag

Op maandag 23 november vierden nv De Scheepvaart en Rijkswaterstaat dat 20 jaar geleden het Maasafvoerverdrag tussen Vlaanderen en Nederland ondertekend werd. Met dit verdrag wordt het beschikbare Maaswater zo goed mogelijk verdeeld bij lage afvoeren. Waar elders in de wereld conflicten ontstaan over de verdeling van water, wordt hier het water in de Maas in goed overleg verdeeld tussen beide landen.

Door de overstromingen van de Maas in 1993 en 1995 en de verontrustende klimaatscenario’s die op hogere rivierafvoeren wezen, ging de aandacht vroeger vooral uit naar hoogwater. Vlaanderen en Nederland voerden samen al verschillende grootschalige werken uit om de inwoners langs de oevers van de Maas goed te beschermen.
Maar Vlaanderen en Nederland werken niet alleen samen om de bewoners langs de Maas te beschermen tegen hoogwater. Het dringt ook steeds meer door dat ook laagwater voor ernstige problemen kan zorgen. De economische schade door laagwater kan zelfs groter zijn dan door hoogwater.

Integrale aanpak
De Grensmaas vormt over meer dan 55 km de grens tussen Vlaanderen en Nederland, en wordt door beide landen samen beheerd. nv De Scheepvaart en Rijkswaterstaat werken intensief samen. Er wordt informatie uitgewisseld, er werd een gezamenlijke visie opgesteld, maatregelen worden samen uitgewerkt, infrastructuurwerken worden afgestemd uitgevoerd en de impact op de beide oevers wordt samen onderzocht en uitgewisseld. Maatregelen in Vlaanderen hebben dan ook steeds een impact in Nederland, en omgekeerd. Dagelijkse samenwerking tussen deze twee regio’s maakt van de Grensmaas een Gemeenschappelijke Maas.

De Grensmaas is een typische regenrivier: afhankelijk van de hoeveelheid regen die er valt in de Ardennen en het noordoosten van Frankrijk, kan het water in de Maas zeer laag of zeer hoog staan. De gemiddelde afvoer van water via de Maas bedraagt 250 kubieke meter per seconde. Bij aanhoudende neerslag kan het debiet oplopen tot 3.000 kubieke meter per seconde en meer. Maar, bij langdurige droogte kan dit dalen tot 30 kubieke meter. Dat is het verschil tussen een olympisch zwembad en een tuinvijver van 5 bij 6 meter.

Deze waterstanden van de Maas hebben effect op een gebied dat veel groter is dan de rivier zelf. Het kanalennet van de Belgische provincies Limburg en Antwerpen, het Albertkanaal en de Kempense kanalen, worden gevoed met Maaswater. Ook het Julianakanaal en de Zuid-Willemsvaart krijgen water uit de Maas. Water dat onttrokken wordt aan de Maas in Luik en nabij Maastricht.

Waterbesparende maatregelen
Om het beschikbare Maaswater zo goed mogelijk te verdelen sloten Vlaanderen en Nederland in 1995 het Maasafvoerverdrag. Het uitgangspunt van dit verdrag is een gelijk gebruik van water voor de economische doeleinden van beide landen en een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de Gemeenschappelijke Maas. Dit houdt in dat Vlaanderen en Nederland elk voor zich waterbesparende maatregelen moeten nemen.

“Hoewel de situatie hier meestal niet zo nijpend is als in sommige andere gebieden in de wereld, toch zijn de belangen gekoppeld aan goede watervoorziening en waterbeschikbaarheid heel groot. Wij zijn dus heel blij met de goede afspraken, die wij met elkaar hebben,” vertelt ir. Jannita Robberse, hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat Zuid-Nederland. In het verdrag staan afspraken om bij watertekorten het watergebruik te beperken door waterbesparende maatregelen te treffen.

– In Nederland is dat vooral: het terugpompen van het schutwater op de sluizen van het Julianakanaal, en het zuinig schutten,  het vasthouden van water in landelijk gebied.
– Bij langdurige droogte neemt ook nv De Scheepvaart concrete maatregelen om het waterverbruik van de kanalen te beperken: de waterafnames voor de irrigatie van landbouw- en natuurgebieden worden beperkt, zuinig schutten (gegroepeerd) van schepen op de sluizencomplexen van het Albertkanaal, het terugpompen van schutwater op de sluizen van Ham en Olen.

nv De Scheepvaart bouwde inmiddels ook grootschalige waterkracht- en pompinstallaties op de sluizencomplexen van Ham en Olen. Op de andere vier sluizencomplexen zal nv De Scheepvaart de komende jaren dergelijke installaties bouwen. Deze installaties maken het mogelijk om bij lage Maasafvoeren het waterverbruik ten gevolge van het schutten van schepen terug te pompen naar het opwaarts kanaalpand, waardoor de waterbehoefte beperkt wordt en minder water uit de Maas onttrokken moet worden. In periodes met voldoende Maasafvoer kunnen deze installaties omgekeerd werken en via het beschikbare verval aan de sluizen groene stroom opwekken. “Met de waterkracht- en pompinstallaties op het Albertkanaal kan nv De Scheepvaart ook de bedrijfszekerheid van de binnenvaart blijven garanderen. Het zijn schitterende voorbeelden van al onze inspanningen om economie en ecologie hand in hand te laten gaan. Zonder deze pompen hadden we wellicht tijdens afgelopen zomer de diepgang op onze kanalen moeten beperken. Schepen mogen dan minder vracht laden waardoor ze minder diep in het water liggen. Dit betekent een verlies aan rendabiliteit van alle ondernemers op en langs het water,” vertelt ir. Chris Danckaerts, gedelegeerd bestuurder nv De Scheepvaart.

Ambities Het Maasafvoerverdrag werpt al 20 jaar zijn vruchten af, maar ook voor de toekomst liggen er nog genoeg ambities. Zo gaan Vlaanderen en Nederland samenwerken bij de waterverdeling van 4de sluis van Ternaaien. Het symposium van vandaag was een ideale gelegenheid voor ervaringsuitwisseling en voedingsbodem om de ideeën verder te laten kiemen. Zo willen we ook tijdens de komende 20 jaar bijdragen aan het goed beheer van de Maas. Want daar draait het tenslotte om: voldoende water voor de Maas, voor het kanalennet in Nederland en in Vlaanderen, ten dienst van de economie, de natuur en de maatschappij.

Meer… nv De Scheepvaart en Rijkswaterstaat