Projecten worden steeds groter én steeds kleiner in offshore olie- en gasindustrie

Kamara

Foto: Smit Kamara (ONEgas)

De olie- en gasindustrie wordt gekenmerkt door een paradox. Aan de ene kant investeren olie- en gasmaatschappijen en hun toeleveranciers miljarden in steeds groter en complexer materieel om olie en gas uit diepere, koudere en verder weg gelegen velden te produceren. Aan de andere kant investeren diezelfde bedrijven in steeds kleinere, eenvoudiger installaties om uit kleine velden op de Noordzee te kunnen produceren. De reden: om aan de energievraag te kunnen voldoen, is alles nodig.

Op 15 oktober gaan vertegenwoordigers van o.a. Shell, Schlumberger, Siemens en SBM in discussie over deze paradox tijdens het tweede Offshore Energy Industry Panel, onderdeel van Offshore Energy Exhibition & Conference in de RAI. Aan de orde komen de nieuwste uitvindingen om olie en gas te produceren zoals de nieuwste FPSO’s en Shell’s megaproject de drijvende LNG fabriek Prelude. Maar ook de innovatie om steeds lichter en goedkoper te kunnen boren om zelfs uit de kleinste velden gas te kunnen produceren. De thema’s maken deel uit van een discussie over de toekomstige structuur van de offshore industrie en de nieuwe verhoudingen door de olie- en gasketen.

Het is de tweede keer dat tijdens Offshore Energy het ‘Industry Panel’ plaatsvindt. Dit jaar wordt de discussie geleid door John Andrews. Andrews werkte jarenlang voor The Economist en schrijft nu nog op freelance basis voor het blad. Zijn gasten dinsdag zijn Mark Bloemsma van CB&I, Horst Fischer van Siemens AG, Vincent Oomes van Deloitte, Alexander van Noort van Schlumberger, Kees Willemse van SBM Offshore en Ton Wouterse van Rabobank.

Onder leiding van Andrews geven de panelleden hun visie op de trends in de industrie, groeimogelijkheden en mogelijke factoren voor het bevorderen en belemmeren van deze groei.

Meer informatie hier